El Salvador heeft een slechte reputatie. Maar het kleinste land van Centraal-Amerika is veel meer dan het bendegeweld waar het zo bekend om staat, en is veilig te bereizen voor toeristen. Van vulkanen tot koloniale koffiedorpjes en prachtige zandstranden, en de vriendelijkste bevolking van het continent: El Salvador overtreft je verwachtingen.
Op reis naar El Salvador? Bekijk hier de beste reistijd
De avond valt in bergdorpje Juayua, in het westen van El Salvador. Kinderen in schooluniform drommen samen rondom de ijskar voor een bekertje schaafijs, overgoten met siroop in fluorescerende kleuren. Verderop roostert een tortilla-bakster platgeslagen bolletjes maïsdeeg boven een houtvuur. Verliefde tieners met alleen oog voor elkaar bezetten de bankjes op het dorpsplein, terwijl de vulkaan achter de dorpskerk zich in nevelen hult.
Een gebogen oud mannetje strompelt ons tegemoet, kijkt op en plooit zijn gerimpelde gezicht in een glimlach. ‘Bienvenidos a El Salvador!’
De vriendelijkste bevolking van Centraal-Amerika vind je in El Salvador
Er zijn van die landen waar je niet meteen aan denkt als reisbestemming. El Salvador is er zo één. Het land staat vooral bekend om zijn burgeroorlog uit de jaren tachtig, en meer recent de bendeoorlogen die het land de oneervolle vermelding ‘gevaarlijkste land ter wereld dat niet in oorlog is’ opleverde. Veel reizigers besluiten daarom het land over te slaan op hun reis door Centraal-Amerika.
En dat is jammer. Het landje, na Belize het kleinste van Midden-Amerika, telt maar liefst 23 overdadig groene vulkanen, fotogenieke koloniale dorpjes, koffieplantages, wolkenbossen én een 317 kilometer lange kustlijn aan de Pacific – en dat alles op een paar uur rijden van elkaar vandaan. Daarnaast is er op dit moment een positief reisadvies voor El Salvador.
Maar het allermooiste zijn de mensen die het zo geteisterde land bevolken. De Salvadoranen zijn vriendelijk, bescheiden en heten de buitenlandse bezoeker welkom met een ontroerende gastvrijheid. Zoals hosteleigenaar Daniel, in het bergdorp Concepción de Ataco. ‘Mi casa es su casa,’ drukt hij ons vele malen op het hart en hij meent het nog ook. Als we ’s avonds laat ontdekken dat het brood op is, springt hij op zijn fiets om aan de andere kant van het dorp vers brood te halen, nog warm van de oven. Want, zegt Daniel: ‘Eten is het belangrijkste dat er is.’
Paradijs voor surfers
We beginnen onze reis in El Cuco, een nog behoorlijk ongerepte plek aan de Pacifische kust van El Salvador. Een breed, goudkleurig strand omzoomd door kokospalmen en mangrovebossen, vlak voor de baai van Fonseca aan de oostkant van het land. Het bijbehorende dorp bestaat uit één straat met wat eettentjes en een kruidenier, en als enige verkeer de groentetruck die ’s ochtends onder het omroepen van alle aanbiedingen het gehucht wakker schudt. Er is dus bijna niets, en dat maakt het nu juist zo fijn.
De stranden van El Salvador zijn vooral geliefd onder surfers. Het land staat bekend als één van de beste plekken om te surfen in Centraal-Amerika. De golven zijn eindeloos, en de Pacific voelt hier aan als een warm bad. Toch blijven de stranden een goed bewaard geheim, en doordeweeks heb je de golven voor jezelf.
Bovendien is El Salvador een stuk veiliger dan het beeld van bendes en geweld dat uit de media naar voren komt. De bendeoorlogen spelen zich af in arme buurten waar reizigers niets te zoeken hebben. De rest van het land is veilig te bereizen, zeker de toeristische gebieden. En omdat zoveel reizigers het land mijden, word je hier welkom geheten met een ongekende hartelijkheid en authenticiteit. En is dat niet waar elke reiziger naar op zoek is?
Grillige vulkanen
We verlaten het strand en rijden het binnenland in, op weg naar de Ilamatepec-vulkaan. Een grillige dame. Haar laatste uitbarsting was in 2005, toen ze zwarte rotsen ter grootte van auto’s de lucht in spuwde, om tot anderhalve kilometer verderop terecht te komen. Maar wanneer wij Ilamatepec beklimmen, houdt ze zich gedeisd. We beginnen de klim van twee uur in het bos aan de voet van de vulkaan, weelderig groen door de vochtige warmte, vol bloemen en kokosbomen.
Maar hoe hoger we gaan, hoe schaarser de begroeiing en hoe kouder de wind. Tot we aankomen op een stenig maanlandschap bovenop de vulkaan, met als enige begroeiing agaveplanten en kleine struiken. We kijken uit vulkaan Izalco, op letterlijk een steenworp naast Ilamatepec, kaal en zwart en een perfecte hoorn van vorm, tegen de achtergrond van de groene vallei en de blauwe schittering van de Pacific, die nooit ver weg is in El Salvador.
Maar het mooiste wacht bovenop de vulkaan, met 2381 meter de hoogste van het land. Hijgend beklimmen we de laatste meters naar de kraterrand en kijken naar beneden, waar honderden meters in de diepte een turquoise kratermeer ons tegemoet schittert. Zó fel van kleur dat het lijkt gefotoshopt, net als de krater zelf met rood, antraciet en zandkleurige lagen steen, wijd uitlopend tot de zwart gekleurde kraterrand.
La Ruta de las Flores
Aan de uitlopers van de vulkaan begint de ‘Ruta de las Flores’, een met wilde bloemen omzoomde route langs zes koloniale bergdorpen in de bergketen van Apaneca. De gemoedelijke dorpen zijn elk weer anders maar allemaal even charmant, en je kijkt er uit op wolkenbossen en koffieplantages op de flanken van de omringende vulkanen. Een fijne plek om een paar dagen rond te dwalen en op te gaan in het Salvadoraanse ritme van de uiterst relaxte locals.
Onze eerste stop langs de route is Concepción de Ataco, een dorp met kleurige huizen van adobe aan hobbelige keistraten, en een dorpsplein met eeuwenoude bomen voor een witte kerk. Je ziet er vrouwen balancerend met teiltjes mais op het hoofd op weg gaan naar de dorpsmolen, waar ze hun gedroogde maïskorrels vermalen tot het meel waar de alomtegenwoordige pupusa’s van gemaakt worden. Dit gerecht gaat terug tot de tijd van de Maya’s en geldt nu als de culinaire trots van El Salvador.
Proef Salvadoraanse koffie
Meer dan om zijn bloemen staat de Ruta de las Flores bekend om de koffie die er vandaan komt. Dankzij de super vruchtbare grond van de omringende vulkanen en de precies goede hoogte, tussen 900 en 1600 meter, groeien hier de beste koffiesoorten ter wereld. Toch was het tot een jaar of tien geleden haast onmogelijk een goede koffie te vinden in El Salvador. De gehele oogst verdween naar het buitenland, terwijl de Salvadoranen zelf oploskoffie dronken.
Dat moet anders, dacht de jonge generatie Salvadoranen. Ze begonnen hun eigen koffie te roosteren en openden fijne koffietentjes. Inmiddels is de route een bestemming op zich voor koffiefanaten geworden, met boerderijen waar je je kan laten rondleiden en kan blijven logeren in eeuwenoude herenhuizen, en hippe koffiecafeetjes waar de jonge baristas je urenlang bijpraten over, nou ja, koffie dus.
De wederopstanding van Suchitoto
We besluiten onze reis in Suchitoto. Het koloniale stadje in het noorden van het land was ooit het toneel van de zwaarste gevechten van de burgeroorlog. De oorlog deed zoveel bewoners op de vlucht slaan dat bij het tekenen van de vrede nog maar vijftig families over waren, niet meer dan een tiende van de stadsbevolking.
Nu, dertig jaar later, is het moeilijk voor te stellen dat hier ooit een oorlog woedde. De mooie keistraten en eeuwenoude koloniale huizen kregen een opknapbeurt en het stadje werd de verzamelplek voor lokale kunstenaars die galeries openden en elk jaar een cultureel festival organiseren. Inmiddels is Suchitoto de bekendste toeristische bestemming van het land.
In de namiddag raken we aan de praat met pupusa-verkoopster Maria. Zoals wel vaker komt het gesprek op de bendeproblemen in het land. ‘Je hoort de media alleen maar over de slechte mensen. Maar dat is maar een heel klein deel van de bevolking,’ zegt Maria, terwijl ze de gevulde tortilla’s omdraait op de gloeiende plaat. ‘Maar wij Salvadoranen zijn juist heel warm en vriendelijk. Kunnen jullie dat aan de mensen thuis vertellen?’