Wat zijn Köppen-klimaten?

De Köppen-klimaatclassificatie is een wereldwijd systeem dat klimaten indeelt op basis van temperatuur- en neerslagpatronen. Ideaal voor reizigers die willen weten wat voor weer ze kunnen verwachten op hun vakantiebestemming. In dit artikel leggen we de hoofdgroepen én subtypes uit, inclusief voorbeelden van plekken waar dat klimaat voorkomt.

A-klimaten: Tropisch klimaat

Tropische klimaten komen voor rond de evenaar, vooral in delen van AfrikaZuid-AmerikaZuid- en Zuidoost-Azië en het noorden van Oceanië. Hier is het het hele jaar warm: de koudste maand is gemiddeld minstens 18 °C. Er zijn geen winters, maar wel natte en droge seizoenen, afhankelijk van het subtype.

Af – Tropisch regenwoudklimaat

Am – Tropisch moessonklimaat

  • Weerbeeld: hete, vochtige zomers met extreme neerslag (moesson), droge maar warme winters.
  • VoorbeeldenMumbai (India), Hainan (China), noordelijk Madagaskar.

Aw – Tropisch savanneklimaat

  • Weerbeeld: warm en droog in de winter, nat en heet in de zomer.
  • VoorbeeldenNairobi (Kenia), Brasília (Brazilië), Bangkok (Thailand).

B-klimaten: Droog klimaat

Droge klimaten vind je vooral in uitgestrekte gebieden van AfrikaAziëNoord-Amerika en Zuid-Amerika, het zuiden van Europa en het binnenland van Oceanië. In deze regio’s is de neerslag zo schaars dat verdamping de overhand heeft op regenval.

BWh – Warm woestijnklimaat

  • Weerbeeld: extreem heet overdag, koel tot koud ’s nachts, vrijwel geen regen.
  • Voorbeelden: Sahara (Egypte), Rub al Khali (Saoedi-Arabië), Death Valley (VS).

BWk – Koud woestijnklimaat

  • Weerbeeld: grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht en tussen zomer en winter, zeer weinig neerslag.
  • Voorbeelden: Gobiwoestijn (Mongolië / China), Altiplano (Bolivia).

BSh – Warm steppeklimaat

  • Weerbeeld: heet met af en toe regen, net genoeg om vegetatie in leven te houden.
  • Voorbeelden: Sahel (net onder de Sahara), delen van Mexico en Pakistan.

BSk – Koud steppeklimaat

  • Weerbeeld: koude winters, warme zomers, droge lucht, kort groeiseizoen.
  • Voorbeelden: Centraal-Azië (Kazachstan), delen van Patagonië (Argentinië).

C-klimaten: Gematigd klimaat

Gematigde klimaten komen veel voor in kust- en overgangsgebieden van EuropaOost-AziëNoord-Amerika, het zuiden van Zuid-Amerika en delen van Oceanië zoals Nieuw-Zeeland. Ze hebben milde tot warme zomers en zelden extreem koude winters.

Csa / Csb / Csc – Mediterraan klimaat

  • Weerbeeld: warme tot hete zomers met weinig neerslag, zachte natte winters.
  • Voorbeelden: Csa – Nice (Frankrijk), Athene (Griekenland); Csb – Porto (Portugal), San Francisco (VS); Csc – Andeshooglanden (zeldzaam).

Cfa / Cfb / Cfc – Gematigd zeeklimaat

Cwa / Cwb / Cwc – Subtropisch met droge winter

  • Weerbeeld: droge winters, natte zomers, temperaturen variëren afhankelijk van subtype.
  • Voorbeelden: Cwa – HongkongDelhi; Cwb – Mexico-StadHarare; Cwc – hoger gelegen delen van Peru of Bolivia.

D-klimaten: Landklimaat

Landklimaten tref je vooral op het noordelijk halfrond, in het binnenland van EuropaAzië en Noord-Amerika. Ze worden gekenmerkt door koude winters (onder -3 °C) en warme zomers (boven 10 °C), met grote verschillen tussen seizoenen.

Dfa / Dfb / Dfc – Vochtig landklimaat

Dwa / Dwb / Dwc – Landklimaat met droge winter

Dsa / Dsb / Dsc – Landklimaat met droge zomer

  • Weerbeeld: zeldzamer subtype, met natte winters en droge, warme zomers.
  • Voorbeelden: delen van Centraal-Turkije, westelijke delen van Centraal-Azië.

E-klimaten: Poolklimaat

Poolklimaten komen uitsluitend voor in de meest noordelijke en zuidelijke gebieden van de aarde: de poolregio’s van Noord-AmerikaEuropaAzië én op het ijzige continent Antarctica. De warmste maand blijft hier onder de 10 °C, wat echte zomers onmogelijk maakt.

ET – Toendraklimaat

  • Weerbeeld: korte, koele zomers (max 10 °C), lange strenge winters. Grond blijft deels bevroren (permafrost).
  • VoorbeeldenNoord-Alaska, Noord-Noorwegen (Spitsbergen), noordkust van Canada.

EF – IJsklimaat

  • Weerbeeld: altijd onder het vriespunt, vrijwel geen neerslag behalve sneeuw.
  • Voorbeelden: Binnenland van Antarctica, Groenlandse ijskap.